Luisterboek

Erasmus : een hoorcollege over zijn leven, oeuvre en de invloed van zijn denken

Erasmus : een hoorcollege over zijn leven, oeuvre en de invloed van zijn denken
×
Erasmus : een hoorcollege over zijn leven, oeuvre en de invloed van zijn denken Erasmus : een hoorcollege over zijn leven, oeuvre en de invloed van zijn denken
Luisterboek

Erasmus : een hoorcollege over zijn leven, oeuvre en de invloed van zijn denken

Nederlands
2013
Volwassenen
Desiderius Erasmus (ca. 1466 - 1536) dankt zijn roem vooral aan de Lof der Zotheid, de satire waarin hij allerlei menselijke zotheden aan de kaak stelt. Zijn oeuvre omvat echter nog circa honderd andere geschriften. Daarin gaat het over taal en stijl, opvoeding en onderwijs, etiquette en ethiek, bijbel en kerk. Erasmus trad op als zelfbewust vernieuwer die zijn voorbeelden zocht in het verleden: d…
Desiderius Erasmus (ca. 1466 - 1536) dankt zijn roem vooral aan de Lof der Zotheid, de satire waarin hij allerlei menselijke zotheden aan de kaak stelt. Zijn oeuvre omvat echter nog circa honderd andere geschriften. Daarin gaat het over taal en stijl, opvoeding en onderwijs, etiquette en ethiek, bijbel en kerk. Erasmus trad op als zelfbewust vernieuwer die zijn voorbeelden zocht in het verleden: de klassieke oudheid en het vroege christendom. Prof. dr. Hans Trapman belicht hoe Erasmus literaire, morele en religieuze elementen met elkaar wist te verbinden in zijn streven om cultuur, maatschappij en kerk te vernieuwen. Ook behandelt hij de reacties van tijdgenoten en latere generaties op zijn veelzijdige oeuvre.
Persoononderwerp Erasmus, Desiderius
Titel Erasmus : een hoorcollege over zijn leven, oeuvre en de invloed van zijn denken
Auteur Hans Trapman
Taal Nederlands
Uitgever Den Haag: Home Academy, 2013
4 cd's + tekstboekje (15 p.)
Speelduur ca. 4 uur
ISBN 9789085301202

Leeswolf

Vier luistercd’s lang vertelt Hans Trapman, professor emeritus intellectuele geschiedenis, over het leven en werk van Desiderius Erasmus (1466-1536). Een wetenschappelijk gevormde sceptische allesweter was Erasmus niet, maar wel een onverbeterlijk literaire veelschrijver. Complexe katholieke priester in tijden van reformatorische onweersbuien, pacifist tegen wil en dank, closereader avant-la-lettre. Zeker die laatste eigenschap maakt van Erasmus een mens die je ook vandaag had willen meemaken. 
Hoewel de exacte wetenschap in Erasmus’ tijd nog vrij rudimentair oogde, bestond er onder humanisten een afgetekende revival van het kritisch denken, dankzij hun obsessie met klassieke auteurs. Bij Erasmus komt die houding vooral tot uiting in zijn nieuwe Griekse editie van het Nieuwe Testament, waarmee hij afstand nam van de Latijnse Vulgaat die Hiëronymus had samengesteld op het einde van de vierde eeuw. Filologie werd een intellectueel wapen in maatschappelijke discussies. Zeker nadat Luther op het toilet het licht had gezien (de beruchte Turmerlebnis) en in 1517 zijn 95 stellingen tegen de handel in aflaten aan de deur hing van Schloss Wittenberg. 
Erasmus’ grote afkeer voor theologen was gebaseerd op het besef dat een te enthousiaste allegorische lectuur van de Bijbel tot waanbeelden leidde. Erasmus was erg gesteld op een citaat uit het evangelie volgens Johannes: ‘De geest maakt levend, het lichaam dient tot niets’ (Johannes, 6:63). Niet omdat Erasmus het pessimisme van Augustinus aanvaardde, maar omdat hij in het lezen en navolgen van de Bijbel de kern van het geloof zag. Het Johannes-citaat werd echter ook gezien als een alibi om het evangelie volop te allegoriseren, om de betekenis van de Bijbel uit te breiden. Onder meer op die manier ontstond er in de loop van de kerkgeschiedenis een soort autonome kerkelijke traditie waarvoor niet altijd evenveel argumenten te vinden waren in de Bijbel. Over Maria als Heilige Maagd was er bijvoorbeeld niet zoveel bronmateriaal voorradig, zodat een allegorische lezing van bruikbare passages uit het Oude Testament een welkome aanvulling vormde. Erasmus betreurde dat, net zoals hij de klassieke, al te allegorische argumenten voor de eeuwige maagdelijkheid van Maria niet kon overnemen. Maar die filologische rechtlijnigheid maakte van hem allerminst een protestant. Voor protestanten was Maria God niet en ook niet goddelijk. Ze was wel venerabilis (eerbiedwaardig), maar niet adorabilis (waard om te aanbidden). Erasmus daarentegen noteerde in de commentaar bij zijn Bijbelvertaling: ‘We geloven in de eeuwige maagdelijkheid van Maria, hoewel hiervoor geen aanleiding is in de heilige boeken.’ 
Erasmus’ leven en werk leveren het bewijs van een zekere voorliefde voor milde ambiguïteit en van een groot ironisch besef. In Lof der zotheid gaat het om een verkwikkend ironisch Godsbesef. Monniken en theologen worden door Erasmus vakkundig gefileerd. De geestelijke orden voegen niets toe aan de gang van de wereld en verliezen zich in holle mystiek. Theologen doen dat volgens Erasmus ook en op de koop toe trachten ze hun inferieure waarheden te verkopen als een openbaring. Hun erbarmelijke kennis van het Latijn maakte de theologische prietpraat in de ogen van Erasmus nog schadelijker. De elegante en efficiënte schrijfstijl van Cicero was in alle opzichten te verkiezen boven de Latijnse kromspraak van Erasmus’ tijdgenoten. En om het affront nog groter te maken, werd de religieuze beleving van mensen verpest door de nefaste invloed van scholastiek, een manier van denken die in intellectueel opzicht even levendig was als een plas brak water. Erasmus plaatste daar een geloof tegenover dat veel meer uit de mensen zelf kwam. Uiterlijk vertoon en dampende wierookvaten wogen niet op tegen de strenge contemplatie die hij als ware devotie had ervaren. Geleerdheid en vroomheid was iets wat mensen zelf konden bereiken, daar hadden ze de theologie niet voor nodig.
Uiteindelijk is het opzienbarend hoe abstract de levenskeuzes en de inzichten van Erasmus zijn als je ze tegen het licht houdt. Ons beperkte bevattingsvermogen volstaat nauwelijks om ons te verplaatsen in de eind vijftiende-eeuwse samenleving waarin Erasmus opgroeit als zoon van een priester. De grote macht van de kerk op dat moment is niet vergelijkbaar met het roomse triomfalisme van voor het Tweede Vaticaans Concilie. Natiestaten zijn er niet. Religie en macht zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. En het bestuursmodel in Europa staat tolerant tegenover geweld. Een van de bekendste citaten uit Erasmus’ Adagia gaat daarover: ‘De oorlog is zoet voor hen die haar niet kennen.’ Dit ‘Dulce bellum inexpertis’ gaat terug op een citaat uit Pindaros en drukt perfect uit hoe Erasmus zich als een enkeling in een wereld van barbaren heeft bewogen – in het gezelschap van mijn mede-enkelingen, de humanisten.
De prins van de humanisten was echter ook de patroonheilige van de netwerkers, zoals kerkhistoricus Diarmaid MacCulloch terecht schreef. De omzwervingen van Erasmus, van de ene mecenas naar de andere, roepen het beeld op van een zeer pragmatisch ingestelde ambulante intellectueel. Hans Trapman kiest voor de met redenen omklede bewondering en die aanpak geeft bij een introductie op Erasmus ongetwijfeld het beste resultaat. De Erasmus van Trapman is de heraut van de tolerantie, de man die op papier de dialoog aangaat met andersdenkenden, respectvol als het kan en snijdend als het moet.Trapman bouwt zijn argumentatie steeds rustig op en aarzelt niet om het publiek bij de les te houden. Een aandoenlijke tic van de docent is de manier waarop hij zijn conclusies inleidt: ‘En nu komt het.’ Als je er rekening mee houdt dat de context waarin Erasmus opereerde wel heel ver van ons af staat, levert dit hoorcollege het gewenste resultaat: je wil Erasmus zelf beginnen te (her)lezen.
[Harold Polis]

NBD Biblion

Drs. J. Kleisen
Op magistrale wijze markeert Erasmus de overgang van middeleeuwen naar nieuwe tijd. Hoe, dat vertelt eminent Erasmuskenner Trapman in dit hoorcollege (in twaalf hoofdstukken) door diens levens- en ontwikkelingsgang te schetsen aan de hand van zijn, in het Latijn geschreven, belangrijkste werken (een honderdtal) en van relevante brieven (in 22 boekdelen uitgegeven!). Erasmus hield zich bezig met alles wat zich voordeed. Hij was een vernieuwer, en dat impliceert kritiek. Hij keerde zich tegen alles wat hij als oud en vermolmd zag en tegen de kortzichtigheid die het bestaande wilde behouden. Zijn kritiek op misstanden, bijgeloof, kloosterleven, scholastieke theologie en de Vulgaat werd hem niet in dank afgenomen, ook al omdat ze gepaard ging met kritiek op geldzucht, domheid, uiterlijkheden, luiheid en tirannie. Zijn doel was het bevorderen van vroomheid, we zien het o.a. in zijn leerboeken voor scholieren, zijn 'vorstenschool', zijn studieadviezen, zijn brieven. Het bijbehorende tekstboekje bevat per cd een korte samenvatting en een opsomming van aanbevolen literatuur. De tijd van Erasmus was er een van radicale heroriëntatie. Erasmus gaat ons voor in een kritische, creatieve reactie hierop. Het hoorcollege herstellen misvattingen over Erasmus en zijn inspirerend.